‘s Morgens vroeg komt de Burgemeester van Houten in wanhopige stemming. Regel met hem verzorging van vluchtelingen uit zijn gemeente.
De Wethouders Ploeg en Waslander begeven zich naar verzamelplaatsen van vluchtelingen om de leiding op zich te nemen. Vraag daarbij hulp van leden van den Gemeenteraad.
Bel departement van Binnenlandse Zaken op over moeilijkheden voor evacuatie. Wijs met klem op de verwarde toestand met treinenloop. Er wordt mede accoord gegaan, dat alleen het oosten en het noord-oosten van de stad plaatselijk zullen worden ontruimd.
Na overleg met Plaatselijke Commandant vraag ik Wethouder Botterweg dit te regelen overeenkomstig het gemaakte ontruimingsplan.
Er komt alarmerend bericht binnen over weder zakken van het inundatiewater. Daarna krijg ik de mededeling, dat het water tot 105 cm boven A.P. is gestegen. ‘s Middags is de stand 112 cm.
De Commissaris der Koningin licht mij telkens in over het naderen van vijanden: Amerongen – Leersum -Driebergen. Het gevaar nadert.
De Koningin heeft vanuit Engeland een proclamatie uitgevaardigd:
“Vertrek is geschied om regeringscapitulatie te voorkomen. Nederland zal zijn gehele Europese grondgebied eenmaal met Gods hulp herwinnen”.
Koningin en Regering zijn dus werkelijk uit het land weg, terwijl de vesting Holland nog verdedigd moet worden! Wanhopige situatie!
Hoor, dat evacuatie geregeld plaatsvindt: ziekenhuizen zijn tijdig ontruimd.
Vliegmachines gaan zwaar ronkend laag over de stad.
De Hoofdcommissaris van Politie belt op en zegt, dat een parlementair een ultimatum heeft laten bezorgen aan “Polizeipräsident”, met verzoek, invloed uit te oefenen op militair gezag. Ultimatum wordt mij gebracht. Ik hoor, dat met vliegmachines exemplaren zijn verspreid over de stad.
Ik lees van plan de stad in te vallen met inzet van de sterkste pantser en luchtstrijdkrachten. Overgave wordt onvoorwaardelijk gevorderd, anders zal aanval beginnen.
Ik stel mij dadelijk met den Commissaris der Koningin in verbinding en wacht af. Van verschillende zijden wordt kanongebulder gehoord, daarna doodse stilte.
Commissaris belt op en vertelt van bespreking met Staf. Men zal standhouden. Daarna krijg ik berichten, die op overgave wijzen.
Eindelijk krijg ik de mededeling van den Commissaris der Koningin, dat een beslissing gevallen is; hij wil mij aanvankelijk nog in het onzekere laten, dan vraag ik: “eervol of oneervol?” Het laatste is het antwoord. Ik moet tijding nog niet verder doorzetten.
Voel mij ellendig en geslagen. Begrijp den toestand niet.
±19 uur telephoon van station: weermacht geeft zich over, met uitzondering van de troepen in Zeeland. Wat nu?
Hoor van radiotoespraak Generaal Winkelman: onze troepen stonden tegenover technische middelen, waartegen de grootste menschelijke moed niet is opgewassen.
Rotterdam heeft het droevig lot van den totalen oorlog ondergaan. Utrecht zou dit lot moeten delen. Wij hebben den strijd gestaakt, vrijwel geheel aangewezen op eigen kracht.
Ik krijg bericht, dat de straten ‘s nachts normaal verlicht moeten worden, laat voor den nacht luchtbeschermingsploegen inrukken, de mannen hebben rust nodig. Kondig verbod af schenken van sterke en alcoholhoudende dranken.
Hoor berichten van grote branden in Rotterdam, hemel is naar de zijde van Rotterdam rossig gekleurd. In de lucht zie ik zwart verbrande stukken dwarrelen.
In den laten avond word ik opgebeld door den Hoofdcommissaris van Politie, dat in de Adriaen van Ostadelaan een paar duizend man terugtrekkende troepen liggen en dat er gevaar dreigt, dat verlaten huizen worden opengebroken.
Vraag Hoofdcommissaris onmiddellijk naar plaats te gaan en te zorgen, dat commanderend officier zich met mij in verbinding stelt.
Inmiddels tref ik regeling om troep onder te brengen in Jaarbeursgebouw. Ik ben juist gereed, als officier mij opbelt. Op moedeloze toon zegt hij, dat het niet mogelijk is zijn troep naar het Jaarbeursgebouw te brengen: de mannen kunnen niet verder.
De gedachte valt mij in vervoer per bussen aan te bieden. Na enige aarzeling wordt hierop ingegaan “als het niet te lang duurt”. Ik vraag den Directeur van het bedrijf ten spoedigste bussen te zenden en alle manschappen te vervoeren. Dit gebeurt.
Ik krijg dringend verzoek te bevorderen, dat sluizen bij Wijk bij Duurstede worden gesloten: het water stijgt voortdurend, het wordt een ramp voor de boeren.
Van militaire zijde wordt gevraagd naar de Biltscheweg 50 man te zenden om opruimingswerken te verrichten en den toegang naar de stad vrij te maken.
Om ±2 uur ‘s nachts belt mij het A.N.P.-bureau te Amsterdam op en zegt, dat een grote ramp Rotterdam heeft getroffen: medische hulp is dringend nodig.
Per telephoon roep ik tegen vijf uur een vergadering op van den geneeskundigen dienst, directeuren ziekenhuizen, professoren medische faculteit en vertegenwoordigers van het Rode Kruis. Er zal aanstonds een hulpexpeditie worden georganiseerd.
Inmiddels heb ik contact gekregen met het Departement in Den Haag, met Mr. J. A. de Wilde, die tot regeringscommissaris is benoemd bij de hulpverlening van Rotterdam. Mij wordt gevraagd alles voor te bereiden, maar vóór nader bericht geen hulp te zenden. De toestand is heel ernstig, maar voorlopig is er voldoende medische verzorging.